Over Pythagoras

                                                                   Pythagoreeërs vieren zonsopgang. Fyodor Bronnikov, (1827-1902)

Inleiding

Pythagoras werd geboren op het Griekse eiland Samos en leefde ongeveer 500 jaar voor onze jaartelling. 
Hij bezocht Egypte en waarschijnlijk Babylon. 
Hij stichtte een school op Samos en vestigde zich na de Perzische bezetting in Crotone in Zuid-Italië waar hij ook de broederschap der pythagoreeërs stichtte. 

Pythagoras heeft als een centrale figuur gestaan op de grens van de Antieke naar de Klassieke wereld. 
In het Antieke wereldbeeld waren de goden de bewerkers van de werkelijkheid; er was een sterke verbondenheid aan de wereld, aan het worden en vergaan, aan leven en dood. 

In het Klassieke wereldbeeld is er een persoonlijke, zedelijke betrokkenheid aan de goden (of god). Het goddelijke zit in de ziel. Verschijnselen in de natuur probeert men te verklaren vanuit het begrip oorzakelijkheid. 

Het huidige wereldbeeld is gebaseerd op dit klassieke wereldbeeld en daarmee op de filosofie van Pythagoras en de andere natuurfilosofen en zij zijn nog steeds de ideële bron van vele moderne ontwikkelingen. Dit onderstreept eens te meer het belang van het in de juiste context lezen en interpreteren. Deze oude teksten moeten niet gelezen worden als proza of poezie; zij moeten gelezen worden met het pythagorees wereldbeeld in gedachte.

Hierin wordt een leefwijze geschetst welke leidt tot de goddelijkheid van de ziel. 
De auteur hiervan is waarschijnlijk een van de volgelingen van Pythagoras. 
De Gulden Verzen werden in de praktijk gebracht in de pythagorische broederschap in Zuid-Italië en in de latere pythagorische gemeenschappen.

Ethiek

De pythagorische zedenleer is verwant met de orfische mystiek.
Het is moeilijk te onderscheiden wat nu speciaal van het orfisme en wat van de pythagoreeërs kwam.
In het middelpunt stond de leer van de zielsverhuizing (metempsychose).
Er is hier enige overeenkomst met de leer van het hindoeïsme.
Met het geloof in de zielsverhuizing hangt samen het zich onthouden van dierlijke producten.
De pythagorische ethiek wordt geschetst in de Gulden Verzen.

DE GULDEN VERZEN VAN PYTHAGORAS

  1. Vereer vooreerst de Onsterflijke Goden, zoals zij gevestigd en gesteld zijn door de Wet.
  2. Eerbiedig vervolgens de Eed en de Helden, vol goedheid en licht.
  3. Eer ook de Aardse Daimonen, door hen de eer te betonen die hen rechtmatig toekomt.
  4. Eer insgelijks uw ouders en allen die u na verwant zijn.
  5. Van al de overige mensen maak hem tot vriend, die zich door deugd onderscheidt.
  6. Aanhoor zijn zachte aanmaningen en neem zijn deugdzame, nuttige handeling tot voorbeeld.
  7. Vermijd zoveel mogelijk uw vriend om een kleine misstap te haten.
  8. Begrijp dat macht en noodwendigheid zeer dicht bij elkaar staan.
  9. Weet dat al deze dingen zijn zoals ik u gezegd heb en maak het u gewoon de 
volgende hartstochten te overwinnen,
  10. Namelijk: gulzigheid, traagheid, genotzucht en toorn.
  11. Doe niets kwaads, noch in de tegenwoordigheid van anderen, noch wanneer gij alleen zijt.
  12. Bovenal, heb achting voor uzelf.
  13. Betracht vervolgens rechtvaardigheid in uw daden en uw woorden.
  14. Maak het u gewoon u steeds te gedragen volgens regel en rede.
  15. Bedenk altijd dat door het lot is bepaald, dat alle mensen moeten sterven,
  16. En dat de goederen der fortuin onbestendig zijn, dat men ze kan verliezen zoals men 
ze verwerven kan.
  17. Wat betreft alle tegenspoed die de mens te verduren krijgt door de goddelijke 
lotsbestemming:
  18. Onderga met geduld uw lot, wat het ook moge zijn, en klaag nimmer,
  19. Maar tracht het zoveel gij kunt, te verbeteren,
  20. En bedenk dat het lot het grootste deel van deze tegenslagen niet aan goede mensen zendt.
  21. Mensen hebben talrijke manieren van redeneren, goede en slechte,
  22. Bewonder, noch verwerp ze al te lichtzinnig,
  23. Indien onwaarheden worden verkondigd, hoor ze met mildheid aan en wapen u met geduld.
  24. Neem bij elke gelegenheid in acht wat ik u nu ga zeggen:
  25. Laat geen mens u verleiden, noch door zijn woorden, noch door zijn daden,
  26. En laat u niet overhalen, om te zeggen of te doen wat niet heilzaam is voor uzelf.
  27. Opdat gij geen dwaze daden zult verrichten: beraadslaag en overweeg vooraleer te 
handelen,
  28. Want het is eigen aan een armoedig mens om te spreken of te handelen zonder nadenken.
  29. Doe niets wat u later zal bedroeven of berouwen.
  30. Doe nooit iets wat gij niet begrijpt,
  31. Maar leer alles wat gij behoort te weten, hierdoor zult gij een zeer aangenaam leven leiden.
  32. Verwaarloos op generlei wijze uw lichamelijke gezondheid,
  33. Maar geef het spijs en drank in gepaste mate, net als de beweging die het nodig heeft.
  34. Met mate bedoel ik datgene wat niet tot last zal leiden.
  35. Maak u een levenswijze eigen die behoorlijk en fatsoenlijk is, zonder overvloed.
  36. Vermijd alle dingen die nijd veroorzaken,
  37. En wees niet ten onpas spilziek, zoals diegene die niet weet wat fatsoenlijk en eervol is.
  38. Wees niet begerig of vrekkig, een behoorlijke mate in deze dingen is uitstekend.
  39. Doe alleen die dingen die u geen nadeel kunnen berokkenen en denk na voordat gij ze ten 
uitvoer brengt.
  40. Laat niet toe dat de slaap uw oogleden sluit nadat gij u te ruste hebt gelegd,
  41. Totdat gij met uw rede al uw daden van de dag hebt onderzocht:
  42. Waarin heb ik verkeerd gedaan? Wat heb ik gedaan? Wat heb ik nagelaten dat ik had moeten 
doen?
  43. Indien gij bij dit onderzoek bevindt dat gij verkeerd hebt gedaan, berisp uzelf dan streng,
  44. En indien gij iets goeds hebt gedaan, verheug u dan.
  45. Breng al deze dingen nauwkeurig ten uitvoer, bepeins ze goed. Gij behoort ze graag te doen, 
en dit met heel uw hart,
  46. Zij zullen u op weg zetten naar de Goddelijke Deugd.
  47. Ik zweer het bij Hem die de oorsprong der natuur, de heilige Tetraktis, met 
zijn eeuwigdurende oorzaak, in onze zielen heeft gelegd.
  48. Begin nooit enig werk voor gij eerst de Goden hebt gebeden te volbrengen wat gij 
gaat beginnen.
  49. Wanneer dit tot gewoonte is geworden,
  50. Zult gij de aard der Onsterfelijke Goden en der mensen kennen,
  51. Alsook hoe ver de verschillende wezens zich uitstrekken en wat hen bevat en bindt.
  52. Ook zult gij te weten komen dat volgens de Wet, de aard van dit heelal in alles gelijk is,
  53. Zo zult gij niet hopen wat gij niet behoorde te hopen, en niets in deze wereld zal voor 
u verborgen blijven.
  54. Ook zult gij weten dat de mensen hun tegenspoed vrijwillig en op basis van eigen vrije 
keuze naar zich toe trekken.
  55. De ongelukkigen! Zij zien, noch begrijpen, dat hetgeen goed is voor hen, hen nabij is.
  56. Slechts enkelen weten hoe zich van hun rampspoed te bevrijden.
  57. Dit is het lot dat de mensen blind maakt en hun van hun zinnen berooft.
  58. Gelijk grote cilinders rollen zij heen en weer, immer onderworpen aan ontelbare 
beproevingen,
  59. Want aangeboren noodlottig geharrewar achtervolgt hen overal, hen heen en neer 
slingerend terwijl zij het niet eens bemerken.
  60. In plaats van dit uit te lokken en op te wekken, behoorden zij, door toe te geven, 
dit te vermijden.
  61. O Jupiter, onze Vader! Indien Gij de mensen zou willen verlossen van al de beproevingen 
die hen terneerdrukken,
  62. Toon hun dan van welke Daimon zij gebruik maken.
  63. Maar houd moed, het menselijk ras is goddelijk.
  64. De heilige natuur ontsluiert hen de meest verborgen mysteries.
  65. Indien zij u haar geheimen onthult, zult gij alles wat ik u heb voorgeschreven gemakkelijk 
ten uitvoer brengen.
  66. En door uw ziel te helen zult gij haar verlossen van alle kwaad, van alle droefenis.
  67. Doch onthoud u van de spijzen die wij ter loutering en bevrijding der ziel verboden hebben.
  68. Maak het juiste onderscheid en onderzoek alles goed.
  69. Laat u altijd leiden en sturen door het begrip dat van boven komt en dat de teugels 
enigszins in handen houdt.
  70. En wanneer gij uw sterfelijk lichaam afgelegd hebt en tot de zuiverste Ether geraakt,
  71. Zult gij een God zijn, onsterfelijk, onvergankelijk, en de Dood zal niet langer uw 
meester zijn.

Marcel Roggemans, 2009.  Dit is een vrije vertaling van de Engelse versie uit 1904 van Florence M. Firth (Dion Fortune). 
De Nederlandse versie uit 1921 diende tot leidraad.

Vegetarisme

De pythagoreeërs leidden een ascetisch en onthoudend leven. 
De eerbied voor het leven stond hierbij centraal en men leefde vegetarisch; ook schafte men het offeren van dieren aan de goden af. 
Pythagoras werd zo de grondlegger van de vegetarische leefwijze in Europa. 
Tot de tweede helft van de 19de eeuw werd iemand die zich onthield van vlees en dierlijke produkten een pythagoreeër genoemd; pas daarna werd het woord vegetariër ingevoerd. 
Vegetarisme werd in zekere zin synoniem met de pythagorische leefwijze, al omvat dit laatste meer dan alleen het niet eten van vlees.

Astronomie, muziek en getallenleer

Grote verdiensten hebben de pythagoreeërs voor de sterrenkunde. 
Ze namen de bolvorm van de aarde aan, zowel op grond van waarnemingen als het feit dat de bolvorm het volmaaktste was en dit het beste in hun systeem paste. 
Door de afstanden tussen de verschillende hemellichamen in hele en halve noten uit te drukken kwam Pythagoras tot zijn (zevenvoudige) harmonie der sferen. 
Het geheel van de kosmische toonladder heeft een heel bijzondere grondtoon die we nimmer vernemen daar er nooit een moment is waarop we haar niet horen. 
Er wordt gezegd dat Pythagoras hem hoorde. 
De pythagoreeërs deden veel aan muziek. 
Ze ontdekten dat er een verhouding bestond tussen de lengte van een snaar op een klank-bodem en de toonhoogte. 
Men kwam tot het inzicht van de betekenis van de kwantitatieve verhoudingen. De pythagoreeërs kregen een zo diepe indruk van het enorme belang van het getal en de getalsverhouding (harmonie) dat zij het getal verklaarden voor de grond van al het zijnde, voor het wezenlijke der dingen. 
De bekende wiskundige driehoekstelling die naar Pythagoras is genoemd was al veel eerder bekend. De pythagoreeër Ecphantus leerde de aswenteling van de aarde. Daarna liet men sommige planeten om de zon bewegen, waarna Aristarchus van Samos (280 voor jaartelling) de zon in het middelpunt plaatste en de aarde en de planeten om haar liet wentelen. Pas in de 15-16e eeuw werd hier verder invulling aangegeven door Copernicus.